Deze gearchiveerde website ‘George Minne’ wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over George Minne verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

George Minne als graficus

Minne is in de eerste plaats bekend als beeldhouwer. Nochtans behoren zijn boekillustraties tot de belangrijkste gebruiksgrafiek in het Belgische fin de siècle. In de periode 1889-1900 illustreert Minne in totaal zes boeken van de symbolistische dichters Grégoire Le Roy, Maurice Maeterlinck en Emile Verhaeren. In zijn boekdesign staat de kunstenaar dicht bij de gedachtewereld van zijn Gentse jeugdvrienden Le Roy en Maeterlinck. Net als Maeterlinck dweept Minne met de vroegmiddeleeuwse mystiek van Jan van Ruusbroec, waarbij begrippen als spiritualiteit, sensualiteit en eenvoud sterk met elkaar verweven zijn.

Mon coeur pleure d'autrefois van Grégoire Le Roy is de eerste dichtbundel die Minne illustreert. De verluchtingen zijn opgevat als kleine tekstvignetten met een uiterst eenvoudige en uitgepuurde lijnvoering, waardoor de voorstelling tot haar absolute essentie is gesynthetiseerd. In elke prent overheerst de witruimte, waartegen de voorstelling in grillige contourlijnen haarscherp is afgetekend. De prenten zijn geen letterlijke illustratie van de tekstinhoud, maar versterken de sfeer van melancholie en levensmoeheid die uit de gedichten spreekt. Het kaftontwerp met een treurende moeder is verwant met de sculptuur Treurende moeder met twee kinderen uit 1888 en met de gelijknamige tekening.

Voor de titelpagina van het toneelstuk La Princesse Maleine van Maurice Maeterlinck ontwerpt Minne een voorstelling die een scène uit het toneelstuk verhaalt en tegelijk naar het tragische einde van de hoofdrolspelers verwijst. De tekening verschijnt uiteindelijk niet in het werk van Maeterlinck, maar wordt afgedrukt in het Brusselse tijdschrift La Jeune Belgique. Iconografisch is de heliogravure sterk verwant met het frontispice die de kunstenaar voor Maeterlincks dichtbundel Serres Chaudes ontwerpt. In tegenstelling tot de illustraties die Minne voor Mon coeur pleure d'autrefois tekent, kiest hij hier voor een decoratief en gestileerd lijnenspel dat het volledige beeldvlak beslaat.

In de loop van de jaren 1890 evolueert de kunstenaar naar een stijl die veeleer beïnvloed is door middeleeuwse houtgravures en volkse prenten. Ook het eigentijdse Britse boekdesign van Aubrey Beardsley en Edward Burne-Jones (1833-1898) is voor Minne een voorbeeld. Zijn illustraties krijgen een meer verhalende dramatiek, waarbij een druk, vaak parallel lijnenspel het beeldvlak overheerst. De prenten voor Trois Petits Drames van Maeterlinck uit 1894 zijn daarvan een voorbeeld, evenals de vier houtsneden die Minne maakt voor Les villages illusoires van Verhaeren. Zowel bij de drie eenakters van Maeterlinck, als bij de dichtbundel van Verhaeren staan tekst en beeld opnieuw onafhankelijk van elkaar, wat in de algemene opvatting van het symbolisme past. De afzonderlijke prenten verbeelden Minnes interpretatie van de tekst, veeleer dan ze letterlijk te illustreren.

Rond 1900 maakt Minne zeven illustraties voor de Duitse vertaling van Maeterlincks Soeur Béatrice. Het verhaal is volledig gebaseerd op de Middelnederlandse legende en toont de voorliefde van de symbolisten voor de middeleeuwen. Ook de prenten van Minne roepen middeleeuwse reminiscenties op. In het bijzonder de voorstellingen van de gesluierde nonnen herinneren aan sculpturen van Claus Sluter (1350-1406). Dergelijke figuren komen eerder al voor in Minnes illustratie voor Alladine et Palomides, een van de drie eenakters van Maeterlinck, en in zijn beeldengroep De drie heilige vrouwen bij het graf. Schwester Beatrix is het laatste boek waarvoor Minne de illustraties verzorgt. Stilistisch sluiten de prenten aan bij de stijl van Jan Toorop en Charles Doudelet (1861-1938).

In de Wiener Secession van 1900 stelt Minne naast beelden en tekeningen ook een houtsnede tentoon: Het Doopsel van Christus. De prent dateert uit 1899 en is de enige tot nog toe gekende prent van de kunstenaar die als zelfstandig grafisch werk mag worden beschouwd. Het blad maakt deel uit van de verzamelbundel Germinal met twintig prenten van verschillende vooraanstaande kunstenaars, uitgegeven door Julius Meier-Graefe. Het meanderende lijnenspel in Het Doopsel van Christus is verwant met de illustraties voor Schwester Beatrix.

Helke Lauwaert