Deze gearchiveerde website ‘George Minne’ wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over George Minne verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

Smart

Minne voelt zich intens betrokken bij de sociale problematiek van zijn tijd, een bewogenheid die hij deelt met kunstenaars als Vincent Van Gogh (1853-1890) of Edvard Munch (1863-1944) en die ver afstaat van de eerder sentimentele visie van de negentiende-eeuwse romantiek. In de aangrijpende beelden Moeder beweent haar dood kind en Treurende moeder met twee kinderen (onder andere Brussel, KMSKB), evenals in de gelijknamige tekening, brengt hij die bewogenheid tot uitdrukking, of zoals zijn vriend Maurice Maeterlinck het uitdrukt: "George Minne est le grand imagier de la douleur."

Moeder beweent haar dood kind is wellicht het meest dramatische beeld in het gehele oeuvre van Minne. Het profaneren van het motief van de piëta uit de christelijke iconografie verleent het werk een universeel karakter. Tegelijk herinnert het concept van een figuur, gezeten op een kubusachtige blok, aan de oud Egyptische kunst. Ook de tekening van de zon op de zijkant van de blok verwijst naar hiëratische faraobeelden.

Minne stelt Moeder beweent haar dood kind, samen met de beeldengroep Treurende moeder met twee kinderen, voor het eerst in 1890 tentoon bij XX in Brussel. De beelden ontlokken felle kritiek bij de behoudsgezinde pers, die ze vergelijkt met "koddige foetussen, fetisjen van wilde volksstammen." De waardering komt van critici zoals Eugène Demolder (1862-1919) die oog heeft voor de vernieuwing van Minnes beelden "... zo eenvoudig en van een danig elementaire menselijkheid." Zijn diepe ontroering bij het zien van de beelden verwoordt August Vermeylen in 1893 in het tijdschrift Van Nu en Straks: "Het is nu vier jaar geleden dat ik ze zag, maar nog richten zich op in mijn geest die hooge en hoekige, stijfoplijnende gestalten. Daar was in-ééns de smart van eeuwen, als een kreet.," zo begint August Vermeylen zijn eloge over Minne's beelden. En hij vervolgt : "Openbaring plots van een kunst zeer ongewoon : die symbolisch-vereenvoudigde anatomieën - als uit rotsen gehouwen grootheid van Aegyptische beelden, - afgewerkt met de ontroerde en meelijdende hand der naïefste Gothieken."

Van Moeder beweent haar dood kind bestaan versies in gips, brons en marmer. Naast een versie in gips bezit het Museum voor Schone Kunsten van Gent een voorstudie in terracotta. Dit is de enige studie in terracotta die van de kunstenaar bekend is. In de vrij ingewikkelde compositie van Treurende moeder met twee kinderen zien we voor het eerst een houding van zelfbescherming en van het zich afschermen van de buitenwereld, een houding die Minne later nog zal toepassen in beelden als De kleine gekwetste, Man beweent zijn dode hinde en de verschillende versies van de geknielden. De figuur van de treurende vrouw, echter zonder kinderen, herneemt Minne in het kaftontwerp voor de dichtbundel Mon coeur pleure d'autrefois van Grégoire Le Roy. Van de beeldengroep Treurende moeder met twee kinderen bestaat een versie in gips en een in brons. (onder meer in het Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam)

Uit 1889 dateert een tekening in inkt en aquarel met een gesluierde vrouw op de rug gezien. Ze draagt een levenloos kind in haar armen en staat in het water, de blik gericht op het kruis in de verte. Rond 1895 herneemt Minne de figuur van de moeder met het kind in een potloodtekening en in een houtsnede voor het gedicht Le Meunier uit Les villages illusoires van Emile Verhaeren. Opmerkelijk is de gelatenheid in de houding van de vrouw en de sereniteit in de uitdrukking, wat in fel contrast staat met de dramatische visie op het gebeuren in Moeder beweent haar dood kind.

De potloodtekening Treurende moeder uit 1890, een van de meest gereproduceerde tekeningen van Minne, is de laatste in de reeks werken gewijd aan de treurnis van een moeder over het smartelijk verlies van een kind. De voorstelling zou te maken hebben met een jeugdherinnering van Minne tijdens de Duits-Franse oorlog van 1870: het beeld van een Franse oorlogsvluchtelinge die haar dood kind in de armen draagt, zou hem zijn bijgebleven. Het is een van de weinige werken die door de tijdgenoten gedetailleerd wordt besproken. Verhaeren vergelijkt het werk met de kunst van de prerafaëlieten en Vermeylen geeft een nauwkeurige beschrijving ervan in het tijdschrift De Vlaamse School: ‘Die lompen, dat neerhangend haar, die beenachtige handen, die uitgemergelde scheefgegroeide lijven, die doodgeweende ogen, al dat deerlijke, armzalige samengevat zegde de ellende van ons lijdend brein en van ons lijdende vlees'. Enkele maanden later publiceert Vermeylen het werk in het avant-gardistische tijdschrift Van Nu en Straks, waarvan hij een van de oprichters is.

Helke Lauwaert