Deze gearchiveerde website ‘George Minne’ wordt tijdelijk niet meer geactualiseerd. Bepaalde functionaliteiten (vb. gericht zoeken in de collectie) zijn hierdoor mogelijk niet meer beschikbaar. Nieuwsupdates over George Minne verschijnen voortaan op vlaamsekunstcollectie.be. Vragen over deze website? Neem contact op via info@vlaamsekunstcollectie.be.

Inleiding

"...tere beeldjes, monumentaal groot, gesloten, overvloeiend van rijpe emotie, van innig lijden, van rustige beschouwing - vast in hun vormvereenvoudiging en vol van rijke vlakverdeling. De natuur wordt er als 't ware in vereenvoudigd en het menselijk lichaam schijnt gerekt en in linkse gebaren opgesteld. Maar wat een buitengewoon ritme van vlakken en lijnen - ook in de gewrongen stellingen van het lichaam, wat voert dit de expressie tot een hoge kracht op. Want Minne zoekt geenszins de ‘mooie' lijn, het balancerend evenwicht, de klassieke schoonheid en de gemakkelijke bewondering. Er ligt een wonderbare, moeilijk te verklaren macht in de beelden van Minne - in die geknielden, die links en rechts stijf buigenden ..." Met die woorden typeert Karel van de Woestijne in 1920 het werk van George Minne, ongetwijfeld een van de bekendste symbolistische beeldhouwers in Europa. Zijn moderne spiritualiteit, gestoeld op de middeleeuwse mystiek van Jan van Ruusbroec (1293/94-1381), past goed bij het streven van de toenmalige avant-garde naar een kunst die het zintuiglijke overschrijdt en uitdrukking geeft aan wat de ziel beroert. Vele bewonderaars in die tijd zien in de verstilde kunst van Minne dan ook een heropleving van de gotiek.

Met de sterk doorgevoerde vormvereenvoudiging enerzijds en de dramatische vervormingen in enkele vroege werken zoals Moeder beweent haar dood kind en De verloren zoon anderzijds slaat Minne eveneens een brug tussen de kunst van het laatste kwart van de negentiende eeuw en de expressionistische avant-garde van de vroege twintigste eeuw. De kunst van Minne kiemt weliswaar in isolement, maar is verwant met gelijktijdige experimenten in andere landen zoals die van Paul Gauguin (1848-1903) en Charles Filiger (1863-1928) in Frankrijk en Ferdinand Hodler (1853-1918) in Zwitserland. Hoewel hij tot diep in de twintigste eeuw actief blijft, ontstaan Minnes meest originele en vernieuwende creaties voor 1900. Zijn tengere jongelingsfiguren hebben vooral invloed in de jaren na de eeuwwisseling en in het bijzonder op de Oostenrijkse schilders Gustav Klimt (1862-1918), Egon Schiele (1890-1918) en Oskar Kokoschka (1886-1980) en op de Duitse beeldhouwer Wilhelm Lehmbruck (1881-1919). Vooral bij die laatste vinden we Minnes invloed op vormelijk en inhoudelijk vlak terug.

Minne is in de eerste plaats bekend als beeldhouwer, maar daarnaast is hij ook tekenaar en graficus. Zoals vele beeldhouwers van zijn generatie krijgen zijn eerste ideeën vorm op papier. In het medium vindt hij de mogelijkheid om vrijelijk in drie dimensies te denken. Zijn schetsboeken geven een goed beeld van de manier waarop Minne verschillende houdingen onderzoekt en zo tot zijn uiteindelijke concept komt.

Enkele zelfstandige tekeningen ontstaan in Minnes meest creatieve jaren als beeldhouwer, tussen 1886 en 1900. Het grootste deel ervan ontstaat echter tijdens de Eerste Wereldoorlog in de jaren van ballingschap in Wales. Maar ook in die zelfstandige tekeningen denkt Minne plastisch, is hij in de eerste plaats beeldhouwer.

Als graficus is Minne eveneens veel minder bekend. Toch behoren zijn illustraties voor de werken van de Belgische symbolistische dichters Grégoire Le Roy (1862-1941), Maurice Maeterlinck (1862-1949) en Emile Verhaeren (1855-1916) tot de beduidendste voorbeelden van het Belgische boekdesign van het einde van de negentiende eeuw. Met eenvoudige houtsneden waarvoor Minne ongetwijfeld inspiratie vindt in de middeleeuwen, vertolkt hij de sfeer van melancholie en mystiek in de verzen.

Helke Lauwaert