Het thema van de relikwiedrager komt in 1897 voor het eerst in het oeuvre van Minne voor. Ook in zijn schetsboeken schetste Minne meer dan eens figuren die een voorwerp op de schouder houden. De voorstelling is niet nieuw en deels misschien geïnspireerd door Caryatide van Rodin. Voor Minne is de relikwiedrager een alternatief voor de geknielde jongelingen. Ook de figuur van de relikwiedrager wordt geknield weergeven met het hoofd neergebogen, hier verborgen in de elleboog van de linkerarm. De rechterarm vertoont eveneens een hoek waarbij de hand de blokvormige relikwie ondersteunt. De combinatie van het gebogen hoofd en het dragen van de reliek verleent dit beeld een sfeer van berusting en religieuze ingekeerdheid. De versie van 1929 is in vergelijking met De kleine relikwiedrager een derde groter en gespierder uitgewerkt. Zowel het Museum van Deinze en de Leiestreek als het Museum voor Schone Kunsten Gent bezitten een identieke versie van De grote relikwiedrager, gesigneerd rechts onderaan op de zijkant van de basis G Minne.